zondag 19 juli 2015

Niet kijken maar zien

Vakantietijd dat betekent ook geen kinderdiensten op zondag. Iedereen heeft vakantie. Maar om uit de dienst weg te blijven omdat er geen kinderdiensten zijn vind ik een slechte reden.

Er valt altijd wel iets op te pikken uit een dienst. Ik bad ervoor en kreeg de tekst uit 2 Koningen 6 waar Elisa vraagt of de ogen van zijn dienstknecht geopend mochten worden. Mogen ook mijn ogen en de ogen van mijn kinderen geopend worden.

Het is maar wat je ziet


Maar deze zaterdag mopper ik. Bah, Heer ik heb geen zin in een saaie dienst. Misschien moeten we deze zondag maar eens buurten in een andere (levende) gemeente. Henze kan ook niet mee omdat hij nachtdienst heeft. De kinderen hebben veel meer zin om naar onze oude evangelische gemeente te gaan. Wat moet ik doen Heer...De Heer geeft me ineens rust en vrede Het komt goed...Ik ben met je.

's Avond lees ik dat de dienst van morgen gaat over...2 Koningen 6. De tekst die ik vorige week heb gekregen voor mijzelf en ons gezin. Ja, Heer ik zie een saaie dienst maar opent U mijn ogen voor de voor de werkelijkheid dat U het bent die spreekt. Ik kan niet meer wachten om morgen naar de dienst te gaan. Wat zal God tot ons willen zeggen. In ieder geval dat het niet uitmaakt naar welke gemeente je gaat. Hij alleen kan onze ogen openen voor Zijn werkelijkheid waar je ook bent.

Vol verwachting sta ik op...maar dan blijkt één van de jongens ziek te zijn. We kunnen niet eens naar de dienst. Maar ik ben niet uit het veld geslagen en luister via kerkomroep mee naar de dienst. Een mooie dienst. Wees niet bang in deze wereld. De draak is overwonnen en op de wereld gegooid. De boze gaat op deze wereld rond als een briesende leeuw. Er is lijden en vervolging. Maar we mogen kijken met Gods ogen die de wereld overwonnen heeft. We leven en sterven niet voor onszelf maar voor de Heer. Hij houdt ons leven in Zijn hand en leidt ons op een volmaakte weg. Als je het maar wil zien!

Ik wens je geopende ogen.
Het licht valt naar binnen precies op een hartje

De koning van Aram voerde oorlog tegen Israël. Telkens als hij in overleg met zijn bevelhebbers besloot om bij een bepaalde plaats zijn kamp op te slaan, 9liet de godsman Elisa de koning van Israël waarschuwen dat hij uit die buurt moest wegblijven omdat de Arameeërs daar een aanval beraamden. 10De koning van Israël liet dan de inwoners van de plaats die de godsman had genoemd waarschuwen en zorgde ervoor zelf uit de buurt te blijven. Dat ging zo keer op keer, 11tot grote ergernis van de koning van Aram. Hij riep zijn bevelhebbers bij zich en vroeg hun: ‘Zeg me: wie van onze mensen heult met de koning van Israël?’ 12Een van de bevelhebbers antwoordde: ‘Niemand, mijn heer en koning, maar de profeet Elisa in Israël weet de koning van Israël zelfs te vertellen wat u in uw slaapkamer zegt.’13Hierop zei de koning: ‘Zoek voor mij uit waar hij is, dan zal ik hem gevangen laten nemen.’ Toen hem werd verteld dat Elisa in Dotan was, 14stuurde hij een groot leger met strijdwagens en paarden op de stad af.
De Arameeërs kwamen ’s nachts bij Dotan aan en omsingelden de stad. 15Toen de bediende van Elisa de volgende morgen opstond en naar buiten kwam, zag hij dat de stad omsingeld was door een leger met strijdwagens en paarden. ‘Wat moeten we beginnen, heer?’ riep hij uit.16Zijn meester antwoordde: ‘Wees niet bang, wij zijn met meer dan zij.’ 17En hij bad: ‘HEER, open zijn ogen en laat het hem zien.’ De HEER opende Elisa’s knecht de ogen, en toen zag hij dat de heuvels vol stonden met paarden en wagens van vuur, die Elisa omringden. 18Toen de Arameeërs op Elisa afkwamen, smeekte hij de HEER hen te verblinden. De HEER verblindde hen, zoals Elisa had gevraagd, 19en toen zei Elisa tegen hen: ‘U bent verkeerd. Dit is niet de stad waar u zijn moet. Volg mij, dan zal ik u de weg wijzen naar de man die u zoekt.’ Hij leidde hen naar Samaria, 20en daar aangekomen bad hij: ‘HEER, open hun ogen en laat hen weer zien.’ De HEER opende hun de ogen, en toen zagen ze dat ze zich midden in Samaria bevonden. 21Toen de koning van Israël de Arameeërs zag, vroeg hij aan Elisa: ‘Wat vindt u, vader? Zal ik ze doden?’ 22‘Nee,’ antwoordde Elisa, ‘dood hen niet. Hebt u ze soms met uw eigen wapens krijgsgevangen gemaakt, dat u hen zou doden? Zet hun een maaltijd voor, zodat ze kunnen eten en drinken, en laat hen teruggaan naar hun heer.’ 23Hierop liet de koning een overvloedig gastmaal voor hen aanrichten, en toen ze gegeten en gedronken hadden stuurde hij hen terug naar hun heer. Van toen af aan deden de Aramese benden geen invallen meer in Israël.

1 opmerking:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...