zondag 19 april 2020

Laat me in U blijven, groeien, bloeien...

De lente is begonnen. De bomen en struiken staan in bloei en de vogels zingen het hoogste lied. Vooral in deze tijd valt dat extra op. De mens staat stil en wordt zich weer bewust van de Schepping en hopelijk ook van de Schepper. God die alles zo volmaakt geschapen heeft. De afwisseling van de seizoenen. Wat dood leek komt weer tot leven.

Ook bij mij begint het weer te kriebelen en met de eerste zonnestralen ga ik de tuin weer klaarmaken. De groenteperkjes opnieuw indelen en ontdoen van blad en onkruid. De grond loswoelen en in de kas begin ik met het zaaien van verschillende groenten. Bonen, tomaten, komkommers. Elk zaad moet weer anders gezaaid worden. De bonen kiemen pas in het donker en kruidenzaad en sla kan je uitstrooien. De vroege aardappels worden gepoot en zo ben ik elke dag wel even in de tuin en in de kas.

De tuin en de Bijbel... Het begon allemaal in de hof van Eden, waar de mens op stond tegen God en zijn eigen weg ging volgen. Vandaar loopt het verhaal naar de hof van Getsemane, waar Jezus boog voor de wil van de Vader en zich aan Hem overgaf.
Ook de gelijkenissen van Jezus gingen vaak over graankorrels en wijngaarden. God die door de schepping heen een beeld toont van Zijn plan. De graankorrel dat moet sterven in de grond om vruchtbaar te kunnen zijn. Kwetsbaar groen dat in goede grond uitspruit tot een grote sterke plant. De tijdelijke schoonheid van bloemen die plaats moeten maken voor vruchten. Vruchtbaar zijn in Hem en voor Hem....Sterven aan jezelf om te leven voor Hem.

"Hoor mij aan en leen mij je oor, luister aandachtig naar mijn woorden. Als een boer ​zaaien​ wil, ​ploegt​ hij dan alle dagen? Blijft hij voren trekken in zijn land? Als hij het land geëffend heeft, strooit hij toch komijn en karwij, zaait​ tarwe in rijen, gerst in vakken en spelt langs de rand van zijn ​akker?
Het is zijn God die hem daarin onderricht, die hem leert wat hij moet doen. Zo ​dorst​ men komijn niet met een ​dorsslede en over karwij rolt men geen wagenrad; komijn wordt met een stok uitgeklopt en karwij met een roede. Graan moet voor brood worden ​fijngemalen; maar een boer blijft niet eindeloos ​dorsen: hij stuurt zijn paarden en het wagenrad eroverheen, maar hij laat het niet verpletteren. Ook dit vindt zijn oorsprong bij de HEER van de hemelse machten: zijn beleid is wonderbaarlijk en hij volvoert het in grote wijsheid." (Jesaja 28:23)
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...