zaterdag 30 maart 2019

22. Koning voor eeuwig

"De zonde betaalt een hard loon: de dood! Maar de genade van God geeft wat niemand verdient: eeuwig leven met Christus Jezus, onze Here." (Romeinen 6:23)

Toen Jozua en zijn leeftijdsgenoten waren gestorven kwam de volgende generatie die niet vertrouwd was met wat de Here voor Israël had gedaan. Ze begonnen zich te vermengen met de overgebleven omringende bevolking en hun afgoden te aanbidden. Daarom leverde Here ze uit aan de omringende volken. Ze kregen het zwaar te verduren maar telkens redt hen de Here...

De Here liet steeds weer richters opstaan om ze te bevrijden, dan hadden ze rust zolang de richters leefden. Maar telkens als een richter stierf ging het volk weer zijn eigen gang en deed zijn eigen zin. Het ging van kwaad tot erger. 

" En de Here stuurde ​Gideon, Balak, Jefta en mij, ​Samuel. Zo bevrijdde hij u uit de greep van de vijanden die u omringden en kon u hier onbezorgd wonen." 
(1 Samuël 12:11-12)

Maar het volk wil geen richters. Ze willen niet langer dat God als Koning over hen heerst. Ze willen een mens als Koning. Zichtbaar en tastbaar. Ze vergeten dat een menselijke koning ook Gods Koningschap moet erkennen om ze werkelijke vrede te kunnen geven. God is de Heer der heren en de Koning der koningen. Toch had God al voorzien dat het volk zou verlangen naar een aardse koning. En gaf in de woestijn al een paar waarschuwingen en geboden.

"Wanneer u in het land komt dat de Here, uw God, u geeft, en u dat in bezit neemt en erin woont, en u dan zegt: Ik wil een ​koning​ over mij aanstellen, zoals al de volken die rondom mij zijn, dan moet u voorzeker hem tot ​koning​ over u aanstellen die de Here, uw God, verkiezen zal. Uit het midden van uw broeders moet u een ​koning​ over u aanstellen; u mag geen buitenlander over u zetten, die uw broeder niet is. Maar hij mag voor zichzelf niet veel paarden aanschaffen en het volk niet laten terugkeren naar ​Egypte​ om veel paarden aan te schaffen, omdat de Here tegen u gezegd heeft: U mag nooit meer langs deze weg terugkeren. Ook mag hij voor zichzelf niet veel vrouwen nemen, anders zal zijn ​hart​ afwijken. Hij mag voor zichzelf ook niet al te veel zilver en goud nemen. Verder moet het zó zijn, als hij op de ​troon​ van zijn koninkrijk zit, dat hij voor zichzelf op een ​boekrol​ een afschrift van deze wet schrijft, vanuit de rol die onder het toezicht van de Levitische ​priesters​ is. Dat moet bij hem zijn en hij moet er alle dagen van zijn leven in lezen om de Here, zijn God, te leren vrezen en om alle woorden van deze wet en deze verordeningen in acht te nemen door ze te houden, opdat zijn ​hart​ zich niet verheft boven zijn broeders, opdat hij niet afwijkt van het gebod, naar rechts of naar links en opdat hij zijn dagen verlengt in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, te midden van Israël. (Deut 17)

Samuel​ zei: ‘Dit zegt de Heer, de God van Israël: ‘Ik heb jullie uit ​Egypte​ bevrijd. Ik heb jullie gered van de ​Egyptenaren​ en van alle andere vijanden. Ik heb jullie altijd gered uit rampen en moeilijkheden. Maar nu willen jullie mij niet meer gehoorzamen, en jullie vragen om een ​koning! Goed, kom dan maar met alle ​stammen​ en families voor mijn ​altaar​ staan.’’ 
Saul wordt als koning gezalfd maar al na 2 jaar koningschap wordt hij uit angst voor mensen God ongehoorzaam. Hij vertrouwt niet op God. God heeft dan al een andere koning op  het oog.

"maar nu zal uw koningschap geen stand houden. De Here heeft een man naar Zijn ​hart​ voor Zich uitgezocht, en de Here heeft hem de opdracht gegeven een vorst te zijn over Zijn volk, omdat u niet in acht genomen hebt wat de Here u geboden had."  (1Sam13:14)

David is de man naar Gods hart. Hij blijft op Gods goedheid vertrouwen ook al is hij zondig en neemt hij verkeerde beslissingen. David keert steeds terug en zoekt Gods wil. Hij vertrouwt zijn leven aan Hem toe. Hij weet God is goed en dat alleen bij Hem redding is. Voor David was God de werkelijke Koning. David die profeteert in de psalmen van de komende Koning die een eeuwig Koningschap zal leiden.



"De Here heeft tot mijn Here gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten. De Here strekt Uw machtige ​scepter​ uit vanuit ​Sion en zegt: Heers te midden van Uw vijanden. Uw volk is zeer gewillig op de dag van Uw kracht,  getooid met ​heilig​ ​sieraad; uit de baarmoeder van de dageraad is voor U de dauw van Uw jeugd. De Here heeft gezworenen Hij zal er geen ​berouw​ van hebben: U bent ​Priester​ voor eeuwig, naar de ordening van Melchizedek." (Psalm 110)

Deze woorden spreekt David over Jezus Christus. Deze psalm haalt Jezus aan als hij door de Farizeeërs wordt gevraagd naar zijn bevoegdheid en zijn claim dat Hij de Messias is. Hij is de Zoon van David. De werkelijke Koning/Priester die komen zou. Zijn Koninkrijk die niet van deze wereld is.

"‘Ik heb voor jullie een vraag over de ​messias. Van wie is hij een zoon?’ De ​farizeeën​ antwoordden: ‘De ​messias​ is de ​zoon van ​David.’ Jezus zei tegen hen: ‘Maar David zelf noemde hem Heer. Want dit zijn Davids woorden, die de heilige Geest hem liet zeggen: «God zei tegen mijn Heer: Kom naast mij zitten, aan de rechterkant. Ik zal je vijanden diep voor jou laten buigen.» David​ noemde de ​messias​ dus zijn ​Heer. Hoe kan de ​messias​ dan tegelijk ​Davids​ zoon zijn?’" (Matt 22)



vrijdag 29 maart 2019

21. Rachab,

"Door het geloof is Rachab, de hoer niet omgekomen met de ongehoorzamen, omdat zij de verkenners met vrede had ontvangen." (Hebreeën 11)

Twee verkenners worden door Jozua naar Jericho gestuurd. Ze gaan de herberg binnen van Rachab. Mensen hebben ontdekt dat er verkenners in de stad zijn. Ze zagen de mannen bij Rachab naar binnen gaan. Maar Rachab verstopt de mannen onder het vlas dat op het dak te drogen ligt. Rachab zegt tegen de mannen van de stad dat ze niet wist dat het verkenners waren en dat ze al weg waren gegaan. Zo redt ze de verkenners en laat ze via het raam vluchten. 

Ze heeft getuigt van haar geloof: 

"Want wij hebben gehoord, dat de Here de wateren van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen gij uittoogt uit ​Egypte, en wat gij gedaan hebt aan de beide koningen der Amorieten aan de overzijde van de ​Jordaan, ​Sichon​ en Og, die gij met de ban geslagen hebt. Toen wij dat hoorden, versmolt ons ​hart​ en vanwege u bleef bij niemand meer enige moed over, want de Here, uw God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden." (Jozua 2)

Rachab vroeg of zij en haar familie gespaard mochten blijven als de stad wordt aangevallen. Het mocht. Ze moet een scharlaken koord aan haar raam bevestigen. Als ze bij het veroveren van de stad dit teken zien dan zouden allen die bij haar in huis zijn gespaard blijven. 

Het lijkt een beetje op het bloed van het lam dat de Israëlieten op de deurposten moesten aanbrengen om de doodsengel voorbij te laten gaan. Rachab moet een scharlaken, een bloedrood koord aan het raam binden. 

Na de val van Jericho is Rachab en haar familie onder de Israëlieten gaan wonen. Ze trouwde met Salmon en kreeg een zoon Boaz. De man die later met Ruth zou trouwen en Obed verwekte. Obed de  vader van Isaï de vader van David. Zo komt Rachab in het familieregister van Jezus te staan. En wordt zij in Hebreeën betiteld als geloofsheld. Haar verhaal gaat door. Haar geloof heeft haar gered. God veranderd mensen. Van een leven in de knoop naar een nieuw leven in een nieuwe gemeenschap een leven dat zin en doel krijgt.

Net zoals er genade was voor Rachab de hoer, is er genade voor ons door het werk van Christus. 
God kijkt niet naar wat we doen of wat we bezitten of hoe mensen naar ons kijken. Hij kijkt niet naar onze zonden maar geeft ons onverdiende genade als wij onszelf aan Hem toevertrouwen.

donderdag 28 maart 2019

20. Jozua, God redt

We zijn aanbeland op de helft van de 40-dagentijd. We hebben met Mozes de woestijn doorkruist en nu staan we voor het beloofde land. Vandaag een mooi lied van Martijn Buwalda. Nog één rivier.

Mozes mag het volk Israël niet naar het beloofde land brengen. Hij is God ongehoorzaam geweest. Voor de tweede keer zou God water uit een rots doen komen. Dit keer niet door het slaan van een staf maar doordat Mozes in bijzijn van al het volk tegen de steen zou spreken. Maar uit woede over het gemopper van het volk slaat hij tweemaal op de rots en vraagt het volk: "Zullen wij water voor u uit deze steenrots voortbrengen?" Hij heeft God niet gehoorzaamd en geëerd. Mozes mag het beloofde land vanaf een berg vanuit de verte zien maar zal het beloofde land zien maar niet binnengaan. Mozes waarschuwt het volk en herhaalt Gods ge- en verboden en profeteert dat er een Profeet zal komen.

"Een ​Profeet​ uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren,"(Deut 18:15)

Mozes sterft op de berg tegenover Jericho en werd honderdtwintig jaar oud. Veertig jaar in Egypte, veertig jaar als herder en veertig jaar als leider van het volk Israël. Jozua was zijn dienaar.

"Wanneer het volk de wolkkolom bij de ingang van de tent zag staan, boog ieder zich voor de ingang van zijn tent neer. De HEER sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt. Daarna keerde Mozes terug naar het kamp, maar zijn jonge dienaar Jozua, de zoon van Nun, verliet de tent niet." (Exodus 33:7-11)


Jozua (God redt) die voorheen Hosea (Redder) heette wordt door God aangewezen als de opvolger van Mozes. Jozua was vol van de Geest der wijsheid, want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Het volk luisterde naar hem. Hij is het beeld van Jezus.

"Toen sprak ​Mozes​ tot de Here: Laat de Here, de God Die aan alle vlees de adem geeft, over deze gemeenschap een man aanstellen, die voor hen uitgaat en die voor hen ingaat, en die hen doet uitgaan en die hen weer doet ingaan, opdat de gemeenschap van de Here niet zal zijn als schapen die geen ​herder​ hebben. Toen zei de Here tegen ​Mozes: Neem Jozua bij u, de zoon van Nun, een man in wie de Geest is, en leg uw hand op hem." (Numeri 27:18)

Als Jozua veertig jaar is mag het volk naar het beloofde land leiden. Naar de rustplaats waar de vorige morrende generatie die niet binnen mocht gaan.
"Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen. Ik zei: Het is een stuurloos volk dat mijn wegen niet wil kennen. En ik zwoer in mijn woede: Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!" (Psalm 95:10-11).
Ze moeten de Jordaan oversteken. De priesters met de ark van het verbond gaan voorop.  Zodra de voetzolen van de priesters het water raken, zal het water van de Jordaan zal het water stoppen met stromen. De priesters moeten met de ark in het midden blijven staan zodat het volk over het droge naar de overkant kunnen gaan. Mozes, die staat voor de wet kon het volk niet in het beloofde land brengen. Jozua bleef vertrouwen en staat voor het geloof. Hij brengt de mensen naar de overkant. Maar de volmaakte rust moet nog komen. Was de rust hun al door Jozua gegeven, dan zou God daarna niet meer over een andere (rust)dag hebben gesproken. Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust. (Hebreeën 4:8-9)


woensdag 27 maart 2019

19. Mozes, de slang

De bouw van de tabernakel wordt voltooid. De mensen gaven met een gul hart alles wat daar voor nodig was en God had speciale mensen aangewezen, die de gave hadden om alles te maken. God komt in hun midden wonen. Dan vertrekken ze van de berg Horeb en gaan ze op weg naar het beloofde land. Maar na drie dagen begon het volk al weer te klagen over allerlei tegenslagen.
Dan komen ze bij de grens van het beloofde land en Mozes stuurt twaalf verspieders. Het is werkelijk een vruchtbaar land maar er zijn ook versterkte steden, sterke legers en reuzen. Tien verspieders ontmoedigen het volk, zodat het weer begint te klagen en terug wil naar Egypte. Alleen Kaleb en Hosea (Jozua) kijken niet naar wat voor ogen is maar vertrouwen op Gods kracht. Het volk wordt bestraft en de hele generatie van twintig jaar en ouder zal niet in het beloofde land komen. Veertig jaar lang zullen ze in de woestijn moeten doorbrengen. Nu begint het volk echt te klagen. Willen terug naar Egypte en ze willen andere leiders. "Waarom hebt u ons uit Egypte geleid en laat u ons hier in de wildernis sterven? Er is hier niets te eten en te drinken en we walgen van dat flauwe manna"

Hierop laat de Here giftige slangen in het kamp komen en velen worden gebeten en sterven. Mozes bidt of de slangen mogen weggaan maar God zegt dat hij een koperen slang moet maken en die op een paal moet bevestigen, zodat ieder die gebeten is en naar de koperen slang kijkt blijft leven.

In het gesprek met Nicodemus in Johannes 3 haalt Jezus deze gebeurtenis aan. Hij zegt:

"En zoals ​Mozes​ de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren ​Zoon van God."

Jezus die geen zonde heeft gekend is voor ons tot zonde gemaakt, zodat wij tot gerechtigheid zouden worden in Hem. 2 kor 5:21

dinsdag 26 maart 2019

18. Mozes, de tabernakel

Na het ontvangen van de wetten en de regels nodigt God Mozes uit om op de top van de berg te komen. "Klim op tot mij."(Exodus 24) De heerlijkheid van God rust op de berg. Zes dagen was bedekte een wolk de berg en op de zevende dag begint God tot Mozes te spreken. Op de top van de berg krijgt Mozes de opdracht voor het bouwen van de tabernakel. Een kopie van de ware ​heilige​ ​tent​ in de hemel. Het laat ons zien hoe we tot God kunnen naderen. Het is Gods grote verlangen om in het midden van Zijn volk te wonen.

Wat een wonder dat God, de Eeuwige, Almachtige en bovenal Heilige God onder ons wil 'tabernakelen.' Eigenlijk kan de Heilige God helemaal niet onder mensen wonen. We zouden zijn aanwezigheid niet eens overleven. Maar hij liet de mens niet sterven, Hij stierf zelf. God gaf zijn eigen Zoon en liet Hem sterven. Hij maakte het contact met Hemzelf mogelijk. Door te sterven voor onze zonden en ons Zijn rechtvaardigheid en heiligheid te geven. Daardoor werd het mogelijk dat God bij ons kan wonen.

Als we naar de tabernakel kijken dan zien we eerst een ruim twee meter hoge omheining gemaakt van witte doeken, die staan voor heiligheid. Als we eromheen lopen zien we een ingang. We kunnen naar binnen lopen. Daar staat een tent en voor die tent een groot brandoffer altaar.

Het brandoffersaltaar staat voor het offer van Jezus aan het kruis. Met Christus zijn ook wij gestorven aan ons oude leven. Maar we zijn ook met Christus opgestaan en mogen ons oude leven afleggen en ontvangen de natuur van Christus.

"Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld: Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid; in ​brandoffers​ en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad. Toen zeide Ik: zie, hier ben Ik – in de ​boekrol​ staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen."

Na het brandoffersaltaar zie je een wasvat waar de priesters hun handen en voeten moesten wassen. Bij het wasvat moet het allerdaagse leven in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe leven dat bij het brandoffer altaar is toegezegd. Het wasvat is gemaakt van koperen spiegels. Je ziet jezelf, je zonden maar ook dat je steeds meer gevormd wordt naar het beeld van Christus Jezus. Het wasvat is het waterbad met het Woord. Het Woord reinigt ons van binnen.

"En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is."

Dan mogen we de donkere tent betreden. Het heilige, van binnen helemaal van goud. Het voorhof waar we net waren ging alles om wat Christus voor ons heeft gedaan. In het heilige gaat het om de Heilige Geest die werkt in ons werkt. 

Het is niet donker in de tent maar er straalt licht van de zevenarmige kandelaar, die door alle gouden wanden weerspiegelt wordt. De kandelaar staat voor Christus en Zijn gemeente die één zijn door de Geest. Ook staat er een tafel met twaalf toonbroden gemaakt van het manna. We voeden ons met Christus. Het levende brood. Dan staat er nog een reukofferaltaar, dat staat voor onze aanbidding en herinnerd ons voortdurend aan Zijn geliefde Zoon. Het maakt ons klein en Hem groot.

"Want uit Hem (kandelaar) en door Hem (tafel met toonbroden) en tot Hem (reukofferaltaar) zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! ​Amen." (Romeinen 11:36)

Dan komen we bij het voorhangsel, de toegang tot het heilige der heiligen, de woonplaats van God. Er staan Cherubs op afgebeeld. Het doet ons denken aan die eerste Cherubs in Genesis 3 die de toegang tot de boom des levens moest bewaken met een flikkerend zwaard. Hoe kunnen wij ooit deze plaats betreden. Alleen de Hogepriester mocht één maal per jaar dit gedeelte van de tent bezoeken. Bij de kruisiging van Jezus lezen we dat het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden in tweeën scheurde. De toegang tot God werd mogelijk.

"Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het ​heiligdom​ door het bloed van ​Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees."

Jezus stierf niet alleen voor onze zonden, hij heeft ook zijn erfenis, dat is Zijn Heiligheid, Rechtvaardigheid en Toewijding gegeven. Wij zijn volmaakt in Christus. We hebben intieme omgang met God niet op basis van  onze eigen verdiensten waarin we altijd te kort zullen schieten maar op grond van wat Jezus Christus voor ons heeft gedaan! Ik ben de weg de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door mij!!!

In het heilige der heiligen staat de ark van het verbond. Hierin ligt God volmaakte wet van liefde, waar nooit aan kunnen voldoen. Bovenop de ark is het verzoendeksel en dat is Christus. 

"Thans is echter buiten de wet om ​gerechtigheid​ Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel ​gerechtigheid​ Gods door het geloof in [Jezus] ​Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn ​genade, door de verlossing in ​Christus​ ​Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel(in de grondtekst staat verzoendeksel) door het geloof, in zijn bloed, om zijn ​rechtvaardigheid​ te tonen, daar Hij de ​zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden – om zijn ​rechtvaardigheid​ te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf ​rechtvaardig​ is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in ​Jezus​ is." (Romeinen 3:21)

Alles wijst weer naar het volbrachte werk van Christus. Er valt nog zoveel meer over te vertellen. Een heel leuk boekje hierover is 'De Tabernakel' van Henk Binnendijk.

maandag 25 maart 2019

17. Mozes, de wet

"Niemand heeft een excuus voor zijn slechte gedrag. Iedereen is schuldig tegenover God. En niemand wordt gered doordat hij zich aan de Joodse wet houdt. Want het lukt niemand om alles te doen wat er in de wet staat. De wet leert ons juist dat ieder mens verkeerde dingen doet. God redt iedereen die gelooft. Maar God wil de mensen redden. Dat wordt al verteld in de heilige boeken. En nu mag het aan iedereen bekendgemaakt worden: Mensen worden gered, niet doordat ze zich aan de wet houden, maar doordat ze geloven. Want God redt iedereen die gelooft in Jezus Christus." (Romeinen 3: 19-22)
Eindelijk komt Mozes met het volk bij de Horeb. De berg van God waar hij bij de brandende doornstruik met God had gesproken. "En dit zal u het teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij het volk uit ​Egypte​ hebt geleid, zult gij God dienen op deze berg." En nu is het zover. Mozes beklimt de berg en God spreekt daar met hem en maakt het verbond met het volk. Hij daalt neer in vuur, bliksem en rook. Hij spreekt in donder en de berg beeft. 

God geeft hen de tien geboden op steen en allerlei leefregels om op een goede en rechtvaardige manier met elkaar om te gaan in alle mogelijke situaties. Samengevat staat er in de wet dat we de Here, onze God zullen liefhebben met geheel ons hart en met geheel onze ziel en met geheel ons verstand en met geheel onze kracht en dat we onze naaste zullen ​liefhebben​ als onszelf. Voor de mensen een bijna onmogelijke opgave. Altijd het goede doen en liefhebben. We zijn geen heiligen en struikelen telkens weer. De wet bracht onze onvolmaaktheid wel heel erg aan het licht. Om moedeloos van te worden.

De wet werd van buitenaf opgelegd. Maar God geeft in Ezechiël 36 een belofte. Hij gaat ons van binnenuit veranderen. Hij zal ons een nieuw hart geven.

"Een nieuw ​hart​ zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het ​hart​ van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een ​hart​ van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt." 

Het doel van een Christen om niet meer te zondigen. Het doel van een Christen is Christus leren kennen. Christus is het einde van de wet. (Rom 10:4) De wet vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard. De levende Jezus komt wonen in ons hart. In Christus zijn we heilig en volmaakt. We geloven dat de wet niet meer van buitenaf opgelegd wordt maar voortvloeit uit de Liefde die God ons geeft. God verandert ons naar het beeld van Zijn Zoon doordat Hij ons vult met de Heilige Geest. Met Zijn Liefde worden wij van dag tot dag veranderd. De wet is niet meer nodig, want de liefde vervult de wet.

We zijn volledig rechtvaardig en aanvaard door God als we Zijn genade aanvaarden. We zondigen nog steeds elke dag maar de zonde wordt ons niet meer toegerekend. Jezus heeft het loon van de zonde betaald d.i. de dood. Als we die verzoening aanvaarden dan zijn we een nieuwe schepping.

We weten dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven. En in ons streven om door Christus rechtvaardig te worden, blijkt dat wijzelf ook zondaars zijn. Betekent dit dat Christus dus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. Maar wanneer ik weer aanneem wat ik had verworpen, maak ik van mezelf opnieuw een overtreder. Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn. (Gal 2:16) 


zondag 24 maart 2019

Zondag 3, ogen

"Vertrouwelijk gaat de HEERE om met wie Hem vrezen, Zijn ​verbond​ maakt Hij hun bekend. Mijn ogen zijn voortdurend gericht op de HEERE, want Hij bevrijdt mijn voeten uit het net." 
(Psalm 25: 15)

Deze derde zondag in de 40-dagentijd staat psalm 25:15 centraal. Zondag oculi (ogen), waar zijn onze ogen op gericht? Wat zien we als we kijken? Zie je alle dingen van de wereld of heb je een ander perspectief gekregen. Kunnen wij met Gods ogen naar deze wereld kijken? Hoe kijkt God naar deze wereld?

God heeft ons gezien. Hij doorgrondt en kent ons. Hij kent ons hart en wat er in ons leeft. Hij kent ons beter dan wij onszelf kennen. Zijn ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier ​hart​ volkomen naar Hem uitgaat. Zoals we ook bij Mozes hebben gelezen: "Ik heb duidelijk de onderdrukking van Mijn volk, dat in ​Egypte​ is, gezien en heb hun geschreeuw om hulp vanwege hun slavendrijvers gehoord. Voorzeker, Ik ken hun leed. 

Welke dingen we ook in ons leven meemaken we mogen weten dat God ons ziet en nabij is en het beste met ons voor heeft. "Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven."

Vaak hebben we een vertroebelt beeld van God. Nog steeds probeert de oude slang ons zijn oude leugen in te fluisteren. 'God heeft zeker gezegd dat je van geen boom mag eten.' Hij schetst een beeld van een god die het goede wil ontnemen en het beste voor zichzelf opeist. Hij schetst een beeld dat God niet het beste met je voor heeft, zodat je buiten God op zoek gaat naar vervulling. Dan willen we ons heil zelf verdienen. 

Jezus heeft ons laten zien wie God is. Hij heeft zichzelf gegeven om ons te redden. 

"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe."

Als wij werkelijk gaan beseffen wie God is dan zullen wij ook naar Hem gaan verlangen. Zoals een bloem zich richt op het licht. Dan doen we de dingen niet meer om iets te verdienen maar om doen we dingen om God te eren. Om dicht bij Hem te zijn. 

"Des Heren vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen."

zaterdag 23 maart 2019

16. Mozes, de woestijn

"Toen de ​farao​ het volk had laten vertrekken, leidde God hen niet langs de ​weg​ die door het gebied van de Filistijnen loopt, ook al was dat de kortste route. God dacht namelijk: Als ze strijd zouden moeten leveren, konden ze wel eens spijt krijgen en teruggaan naar ​Egypte." (Exodus 13:17)

De Farao komt met een leger achter het volk aan. Ze zitten in de val. Ze kunnen geen kant op. De vijand aan de ene kant en de zee aan de andere kant. Maar dan, die wonderbaarlijke redding. God maakt een weg dwars door de zee en de Israëlieten kunnen met droge voeten aan de overkant komen. Het leger van de Farao kan hen niet volgen en komen om. Ze zijn verlost. Ze zijn vrij. Wat een blijdschap. Wat een wonder. God is goed.

Maar dan, nog geen drie dagen later...er is geen water. Een serieus probleem want zonder water red je het niet. Maar in plaats te blijven vertrouwen en te zien op wat Gods heeft gedaan, begint het volk te morren en te mopperen. Ondanks dat ze Gods werken met hun eigen ogen hebben gezien, vertrouwen ze God niet. Het zijn serieuze problemen. Het ontbreekt hen aan belangrijke levensbehoeften zoals water en eten. Maar ze gaan niet bidden en vertrouwen dat God zal voorzien.

Zodra er echt moeilijkheden komen vragen ze zich af of de Heer er wel is en of hij wel goed is. Ze vergeten alle ellende die ze als slaven hebben ondervonden en beginnen zelfs terug te verlangen naar de vleespotten van Egypte.

Herkennen we dat ook niet in ons eigen leven. Ik heb al vele wonderlijke dingen meegemaakt en ook verhalen gehoord van mensen die op wonderlijke wijze antwoord kregen. Al was het niet altijd het antwoord wat ze hadden verwacht. Toch heeft God hun leven op een wonderlijke wijze geleid. Denk bijvoorbeeld aan Corrie ten Boom. Ze maakte verschrikkelijke dingen mee maar in alles bleef ze vertrouwen. Achteromkijkend kan je zien dat God ons leven leidt.

Toch merk ook ik dat zodra er werkelijke problemen komen dat ik het zelf probeer op te lossen door me zorgen te gaan maken. Eigenlijk zeg je dan: "Heer ik vertrouw U niet." Het beste is dan terug te denken aan al die keren dat God je wel geholpen heeft. God is goed. Hij is erbij en zal ook nu zorgen. Dan sta je veel ontspannender in het leven. Dan kan je vragen: "God wat wilt U dat ik doe." Dat is het dagelijks wandelen met God.

Ondanks al het mopperen en morren geeft de Here ons het dagelijks brood. Dagelijks, niet het brood voor morgen. De Heer voorziet en elke ochtend ligt er manna. Zegt Jezus ook niet:"Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad." Zoiets staat er ook over het manna, het is voldoende.

"Ieder moet ervan verzamelen naar wat hij eten kan, een gomer per hoofd, naar het aantal van uw personen. Ieder moet het nemen voor hen die in zijn ​tent​ zijn. En zo deden de Israëlieten, zij verzamelden, de een veel en de ander weinig. Zij maten het met de gomer. Wie veel had verzameld, had niets over, en hem die weinig had verzameld, ontbrak niets. Ieder had zó veel verzameld als hij eten kon. En ​Mozes​ zei tegen hen: Niemand mag ervan overlaten tot de volgende morgen." 
(Exodus 16)

Jezus vergelijkt zichzelf met dit brood en roept ons op om dagelijks met Hem te voeden, om met Hem te leven. Hij heeft zijn leven gegeven opdat wij eeuwig zouden Leven. Jezus Leven in ons. Ik ben niet van mijzelf maar van Hem die zijn leven voor mij heeft gegeven.

"Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal... Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tegen Hem: Heere, geef ons altijd dat brood. En ​Jezus​ zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag....
Jezus​ dan zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als u het vlees van de Zoon des mensen niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in uzelf."
(Johannes 6)


vrijdag 22 maart 2019

15. Mozes, de uittocht

"De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!"

Mozes en Aäron vragen de Farao om het volk te laten gaan maar de Farao wil de Israëlieten niet laten gaan en er volgen tien plagen. Telkens verhardt God het hart van de Farao en zodra de plaag over is komt hij terug op zijn afspraken. Het bloedwater, de kikkers, de muggen, de steekvliegen, de veepest, de zweren, de hagel en de drie dagen dichte duisternis. De Farao laat ze niet gaan, zelfs zijn dienaren smeken hem om het volk toch te laten gaan. Iedereen heeft door dat hij tegen God zelf vecht. 

Dan komt de tiende plaag de dood van alle eerstgeborenen van mens en dier. God geeft zijn volk de opdracht om op de eerste dag ven de eerste maand een eenjarig geiten- of schapenbok te nemen en  het op de veertiende dag te slachten en het bloed met een takje hysop aan de beide deurposten en de bovendorpel aan te brengen. God zal alle eerstgeborenen treffen, behalve als hij het bloed van het lam ziet, dan zal Hij voorbijgaan. (Daar komt het Engelse woord Passover vandaan.)

Deze gebeurtenis wordt nog altijd met het Pesachfeest gevierd. Het feest dat ook Jezus vlak voor Zijn sterven met zijn discipelen vierde (avondmaal). Deze uittocht uit Egypte is een voorafbeelding van het werk van Jezus. Hij is het Paaslam dat de zonden der wereld op zich nam. De beker wijn als teken van Zijn bloed en het ongezuurde brood (zondeloos) als Zijn lichaam.

"En terwijl zij aten, nam ​Jezus​ brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het hun en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. En Hij nam de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zij dronken er allen uit. En Hij zei tegen hen: Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt." (Marcus 14)

Jezus verlost ons van de slavernij van de zonde. Zijn bloed is als het ware door het geloof aangebracht op de deur van ons hart. Hij wordt op de veertiende dag van het Pesachfeest gedood. Precies om 15:00 's middags op het moment dat het paaslam in de tempel wordt geslacht. Ook van het lam mocht geen been worden gebroken. Jesaja had dit al honderden jaren eerder geprofeteerd over de Messias. 

Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de ​wandaden​ van ons allen
liet de HEER op hem neerkomen. Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders
deed hij zijn mond niet open. Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen.
Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden,
om de ​zonden​ van mijn volk werd hij geslagen. Hij kreeg een ​graf​ bij misdadigers, zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had hij nooit enig ​onrecht​ begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken. Maar de HEER wilde hem breken, hij maakte hem ​ziek. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde. Na het lijden dat hij moest doorstaan, zag hij het licht en werd met kennis verzadigd.
Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht, hij neemt hun ​wandaden​ op zich. Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op. (Jesaja 53)

Hier een linkje hoe je zelf witte donderdag kan vieren met kinderen

en een linkje voor het vieren van de stille week.

donderdag 21 maart 2019

14. Mozes, roeping

“Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. Opeens werd hij overweldigd door angst en diepe duisternis. Toen zei de HEER: ‘Wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdeling zullen wonen in een land dat niet van hen is en dat ze daar slaaf zullen zijn en onderdrukt zullen worden, vierhonderd jaar lang. Maar ik zal hun onderdrukkers ter verantwoording roepen, en dan zullen ze wegtrekken, met grote rijkdommen.” 
"De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol."(Genesis 15)

De familie van Jacob heeft zich met 70 familieleden gevestigd in Egypte. Jozef had hen een mooi land gegeven om zo de hongersnood te kunnen ontvluchten. Na 5 jaar is de hongersnood voorbij maar de familie blijft in Gosen wonen. Niet een paar jaar maar vier eeuwen lang blijven ze wonen in Egypte en groeien uit tot een volk van twee miljoen mensen. Dit volk vermengt zich niet maar houdt zijn eigen gebruiken. De Farao wil dat zijn machtspositie niet in gevaar komt en dwingt dit volk tot slavernij. Aan het geruste leven komt een eind en het leven wordt een hel. Alles wat God aan Abram voorzegde kwam uit.

Steeds zwaarder wordt het werk. De mensen worden mishandeld. Ondanks deze zware druk blijft het volk groeien. Daarom komt de Farao tot het verschrikkelijke besluit om alle pasgeboren jongetjes in de Nijl te werpen. Mozes wordt uit die doodsrivier getrokken. Beschermt door een rieten mandje, een kleine ark voor de redder. Gods oog is op hem, deze afstammeling van Levi die het volk zal bevrijden. Mozes groeit als aangenomen zoon op aan het hof van de Farao. Maar hij is niet vergeten waar hij vandaan komt. Hij wil opkomen voor zijn volk en gebruikt daarbij macht en geweld. Maar doordat zijn moord van een Egyptenaar bekend wordt moet hij vluchten en komt bij een priester in Midjan terecht. Hij is dan veertig jaar en in de kracht van zijn leven.

God wil niet werken door menselijke macht of geweld. In Midjan wordt Mozes herder en dat wordt zijn leerschool. Pas na veertig jaar roept de Here Mozes vanuit de brandende braamstruik. God maakt zich bekent als IK BEN. De God van Abraham, Izaäk en Jacob.

“De HERE zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing,”(Ex.3:7)

Als God hem uiteindelijk op tachtig jarige leeftijd voor zijn taak als redder roept, voelt hij zich totaal niet geschikt. Mozes denkt dat hij nog steeds moet vertrouwen op zijn eigen kracht, die hij nu niet meer bezit. God geeft hem drie wonderen die hemzelf en de Farao moeten overtuigen. Zijn herdersstaf zal in een slang veranderen, zijn hand wordt melaats, als hij die in eigen boezem steekt en het water zal veranderen in bloed. Toch blijft Mozes bang. Hij is een slechte spreker. God heeft dit al voorzien want Aäron is al op weg gestuurd om voor hem te spreken.

 “En de HERE zeide tot Mozes: Nu gij gaat terugkeren naar Egypte, zie toe, dat gij voor het aangezicht van Farao al de wonderen doet, die Ik in uw macht gesteld heb. Maar Ik zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan. Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon; daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden.” (Ex. 4:22)

Als we het verhaal van Mozes lezen dan ontdekken we veel overeenkomsten met de komst en het werk van Jezus, die ons wil redden uit de slavernij van de zonde. In dit stukje bijvoorbeeld de kindermoord door een wereldse koning, die zijn machtspositie ten koste van alles wil behouden. om deze kindermoord te ontvluchten vertrekken ze naar Egypte.

"Hij stond dan op, nam het ​Kind​ en Zijn moeder in de nacht met zich mee en vertrok naar ​Egypte. En hij bleef daar tot de dood van Herodes, opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de ​profeet: Uit ​Egypte​ heb Ik Mijn Zoon geroepen." (Mat. 2)




woensdag 20 maart 2019

13. Jozef, brood des levens

"Hij riep een hongersnood over het land af, Hij liet het volledig aan brood ontbreken. Hij zond een man voor hen uit: Jozef​ werd als ​slaaf​ verkocht. Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf kwam in de ijzers. Tot de tijd dat Zijn woord uitkwam, heeft de ​belofte​ van de HEERE hem gelouterd. De ​koning​ stuurde boden en liet hem vrij, de heerser van de volken liet hem los. Hij stelde hem aan tot heer over zijn ​huis, tot heerser over al zijn bezit, om zijn vorsten zijn wil op te leggen en zijn ​oudsten​ wijsheid te leren. Daarna kwam Israël in ​Egypte" (Psalm 105)

Eén van de mooiste verhalen uit het oude testament vindt ik het verhaal van Jozef. Deze lievelingszoon van Jacob wordt gehaat door zijn broers. Op 17 jarige leeftijd wordt hij door zijn broers voor 20 zilverlingen verkocht aan slavenhandelaars. Via een lange omweg komt hij  uiteindelijk terecht aan het hof van de Farao. Omdat hij, met Gods hulp, dromen kon uitleggen. Hij kreeg van God de uitleg dat er zeven jaren overvloed en zeven jaren van hongersnood zouden komen. Jozef gaf de Farao het advies om in de zeven jaar van overvloed een deel van de graanoogst op te slaan in grote schuren. Als na zeven jaar hongersnood toeslaat mag Jozef het graan verkopen aan de hongerige volken. Ook zijn broers komen graan kopen maar zij herkennen hem niet. Jozef herkent ze wel. Uiteindelijk maakt hij ze bekent dat hij, Jozef,  hun broer is.

"Jozef zei tegen zijn broers: Kom toch dichter bij me! En zij kwamen dichterbij. Toen zei hij: Ik ben Jozef, jullie broer, die jullie naar ​Egypte​ verkocht hebben. Maar nu, wees niet bedroefd en laat jullie ogen niet in toorn ontvlammen omdat jullie mij hiernaartoe hebben verkocht, want God heeft mij vóór jullie uit gezonden tot behoud van jullie leven."

"Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd, om te bewerken wat er nu gebeurt: dat een groot volk in leven blijft. Wees dus niet bang."

God gebruikt deze slechte daden van Jozefs broers om Zijn alomvattende plan uit te voeren. Het was Gods zelf die Jozef vooruit stuurde om hun leven te redden. Gods plannen worden niet bepaald door ons handelen. Zo kon hij redder van vele mensen worden en van de mensen van brood voorzien. Hier zie je dat ook Jozef een beeld is van Jezus, het brood des levens. Onze slechte plannen konden Gods plannen niet dwarsbomen. Hij is 'vooruit' gestuurd. 'In alles is Hij de eerste geworden.' (kol 1:15)

"Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn."(Romeinen 8:28)

dinsdag 19 maart 2019

12. Israël, de worsteling

Het is niet meer zo gezellig bij oom Laban. De zonen van zijn oom worden jaloers op de rijkdom van Jacob en ook Laban is veranderd. "Ook lette ​Jakob​ op het gezicht van ​Laban, en zie, het was jegens hem niet als gisteren en eergisteren." Nog steeds bedriegt hij Jacob door steeds zijn loon te veranderen. Maar God zorgt dat Jacob toch steeds rijker wordt. Dan zegt ook God tegen Jacob dat hij terug moet gaan naar het land van zijn vaderen en zijn familiekring.
Na 20 jaar vertrekt Jacob naar Kanaän. Hij is met niets gekomen en keert als een rijk man terug. Hij is getrouwd met de dochters van Laban. Hij heeft bij zijn twee vrouwen, Lea en Rachel, en bij de dienaressen Zilpa en Bilha in totaal 11 zonen en 1 dochter verwekt. Omdat zijn oom Laban zijn succesvolle en ijverige schoonzoon niet kwijt wil vluchten ze stiekem weg. Laban achtervolgd Jacob maar God komt tussen beide spreekt in een droom tot Laban zodat hij hen verder laat trekken.

Jacob trekt verder en dan staat er: "...de engelen van God ontmoeten hem." God bemoedigt Jacob in zijn angst voor zijn broer. Direct daarop laat Jacob een boodschap naar Ezau overbrengen dat hij terugkomt en dat hij hoopt dat Ezau hem vriendelijk gezind zal zijn. Maar van zijn knechten krijgt hij te horen dat Ezau eraan komt met een leger van 400 man en dan wordt hij vreselijk bang. Hij verdeelt zijn bezit in tweeën en bidt:

"God van mijn vader ​Abraham, en God van mijn vader Izaäk, Here, Die tegen mij gezegd heeft: Keer terug naar uw land en uw familiekring, en Ik zal u weldoen –ik ben te onbeduidend voor al de blijken van goedertierenheid en al de trouw die U Uw dienaar bewezen hebt. Immers, slechts met mijn staf ben ik de ​Jordaan​ hier overgestoken en nu ben ik tot twee kampen uitgegroeid! Red mij toch uit de hand van mijn broer, uit de hand van ​Ezau; want ik ben bevreesd voor hem; anders zal hij komen en mij en de moeders samen met hun ​kinderen​ neerslaan! U hebt immers gezegd: Ik zal u zéker weldoen en Ik zal uw nageslacht maken als het zand van de zee, dat vanwege de menigte niet geteld kan worden!" (genesis 32)

Dan volgt er een vreemd verhaal.

Midden in de nacht laat hij zijn vrouwen en kinderen het riviertje de Jabbok oversteken en keert alleen terug naar het kamp. En een Man vocht daar met hem tot het dag werd

De Man kon niet van Jacob winnen en slaat de heup van Jacob uit de kom. Toen zei de Man: "Laat Mij los, want het wordt dag." Maar Jacob zegt: "Ik laat u niet los, voordat U mij hebt gezegend." De man vraagt naar Jacobs naam. "Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer ​Jakob​ luiden, maar ​Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen." Jacob noemt die plaats Pniël want zegt hij: "Ik heb God recht in de ogen gekeken en toch is mijn leven gespaard."

In het Bijbelboek Hosea staat nog iets over deze ontmoeting:

"In de moederschoot pakte hij zijn broer bij de hielen; in zijn kracht streed hij met God. Hij streed met de ​Engel​ en overwon; wenend vroeg hij Hem om ​genade." (Hosea 12)

Ondanks dat Jacob de strijd heeft gewonnen smeekt hij om genade en om een zegen. Hij weet dat degene met wie hij streed vele malen sterker is. Het is genade dat hij deze strijd heeft gewonnen en hij vraagt om Zijn zegen. In Hebreeën 7:7 staat dat de mindere altijd gezegend wordt door de meerdere. Jacob erkent dat, hoewel hij in de strijd overwon, degene met wie hij strijd zijn meerdere is.

Jacob verwijst aan het eind van zijn leven ook nog een keer naar de Engel: 


"En hij zegende Jozef en zei: De God voor Wiens aangezicht mijn vaderen, Abraham en Izaäk, gewandeld hebben, de God Die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag,
de Engel, Die mij verlost heeft van al het kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn vaderen, Abraham en Izaäk, genoemd zal blijven en zij in het midden van het land in menigte zullen toenemen."

Door de strijd komt de zegen en zo leert Jacob God kennen van aangezicht tot aangezicht. Door wat het hem ook kost God vast te blijven houden en hem de zegen te vragen in plaats van de zegen te stelen. Jacob veranderd, hij heet niet langer bedrieger maar strijder met God. Leg je leven maar in Zijn hand en strijd de goede strijd. Zijn genade is genoeg. Jezus heeft de strijd gestreden.

maandag 18 maart 2019

11. Jacob, de ladder

Spr 30:4 Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? 

Izaäk trouwt op 40 jarige leeftijd met Rebekka. Pas 20 jaar later wordt er een tweeling geboren. Ezau de oudste en Jacob de jongste. De Heer zegt al voor de geboorte dat de oudste de jongste zal dienen. Ezau wordt een jager en Jacob doet de klusjes rondom huis. Jacob bedriegt zijn broer en neemt zijn eerstgeboorterecht af en steelt de zegen. Izaäk en Rebekka laten Jacob naar oom Laban vertrekken. Daar moet Jacob heen gaan om te vluchten voor zijn broer en een vrouw zien te vinden. Ze willen niet dat Jacob net als Ezau een vrouw uit de omringende volken zal trouwen. Gods plan gaat door via Jacob.

Op weg naar Haran droomt Jacob over een ladder.

Op de aarde was een ladder geplaatst, waarvan de top de hemel raakte, en de ​engelen​ van God klommen daarlangs omhoog en omlaag. De Here stond boven aan die ladder en zei: Ik ben de Here, de God van uw vader ​Abraham​ en de God van Izaäk; dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik u en uw nageslacht geven. Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde en u zult zich uitbreiden naar het westen, het oosten, het noorden en het zuiden. In u en uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. (Ook Jacob krijgt net zoals Abraham en Izaäk de zegen mee dat in hun nageslacht (Jezus) alle geslachten van de aardbodem gezegend zullen worden.)

In Johannes 1 verteld Jezus iets over zichzelf. Hij vergelijkt zichzelf met een ladder.

"En Hij zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de ​engelen​ van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen."

Hij is de verbinding tussen de hemel en aarde. Door Zijn gerechtigheid zijn we behouden en is de hemel geopend. Niet door onze goede werken maar alleen door Christus verzoenend sterven is er toegang tot de Vader.

In andere religies gaat het erom dat we door onze eigen goede daden en rituelen de hemel kunnen verdienen. We plaatsen dan als het ware een ladder tegen de hemel en proberen door eigen kracht hogerop te komen. Bij het Christendom is het precies andersom. God plaatst de ladder en komt naar ons toe. Onze redding is Zijn genade. Hij heeft het voor ons volbracht en daarom mogen wij zekerheid hebben. Wij zijn uit genade kinderen van God.

"Maar de ​gerechtigheid​ uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw ​hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om ​Christus​ te doen afdalen; of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om ​Christus​ uit de doden te doen opkomen....Want indien gij met uw mond belijdt, dat ​Jezus​ ​Heer​ is, en met uw ​hart​ gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden." (Romeinen 10)

Ook in dit verhaal uit het oude testament zien we weer een stukje van Gods reddingsplan.

zondag 17 maart 2019

Zondag 2. Gods barmhartigheid.

"Onthoudt dus goed dat de Here, uw God, u dit goede land niet geeft omdat u zo goed bent, want dat bent u helemaal niet..." (Deut 9:6)Het is de goedheid en barmhartigheid van God.

Het is de tweede zondag van de veertigdagentijd. Vandaag staat Psalm 25 centraal waarin staat:

"Denk aan uw ​barmhartigheid, HEER, aan uw ​liefde​ door de eeuwen heen. Denk niet aan de ​zonden​ uit mijn jeugd, maar denk met ​liefde​ aan mij en laat uw ​goedheid​ spreken, HEER. Goed en ​rechtvaardig​ is de HEER: hij wijst zondaars de weg, wie nederig zijn leidt hij in het rechte spoor, hij leert hun zijn paden te gaan. Liefde​ en trouw zijn de weg van de HEER."

Het is een roep naar Gods barmhartigheid om te verlost te worden van je vijanden, je zonden en angsten. David roept het uit naar God want alleen bij Hem is verlossing en bevrijding te verwachten. 

Wij gaan nog zo vaak nog onze eigen wegen, doen God verdriet door, voor ons eigen geluk, op onszelf te vertrouwen. Zijn we stil als we hadden moeten spreken of spreken terwijl we eigenlijk stil hadden moeten zijn. God kent onze zwakte. Hij weet dat we struikelen maar Hij wacht telkens weer op het moment dat we tot besef komen en met onze brokstukken bij Hem komen.

Elke keer dat ik val helpt Hij mij weer opstaan en vaak denk ik: Heer, wordt U niet moe van mij en wordt U het nooit zat dat ik alweer het verkeerde deed. Maar God overzag mijn leven al voordat ik bestond. Het was Zijn liefde die mij riep toen ik Hem nog niet kende. Niet ik, maar Hij koos mij.

Het is die Liefde die mijn hart veranderd en een verlangen geeft om Hem te volgen en te vertrouwen. Het is God zelf die mij stap voor stap veranderd naar het beeld dat Hij voor ogen heeft. Hij vormt ons naar het beeld van Zijn geliefde Zoon. God toestaan en je leven in Zijn handen leggen zodat de talenten en vruchten van de Geest gaan groeien en bloeien. Het is niet mijn eigen rechtvaardigheid en goede werken, die mij redden maar de rechtvaardigheid van Christus, die mij draagt. In die afhankelijkheid mogen we leven en stap voor stap door het leven gaan.



zaterdag 16 maart 2019

10. Izaäk, het offer

Het verhaal van Abraham die de opdracht krijgt om zijn zoon Izaäk te offeren.
Een verhaal uit de bijbel dat ik het liefste zou willen overslaan. Verschrikkelijk dat God een vader de opdracht geeft om zijn geliefde kind te doden. God gaat soms onbegrijpelijke wegen....

De oude Abraham en Sara hadden op hun oude dag een zoon gekregen. Deze krachteloze mensen ontvangen door Gods kracht de beloofde zoon, en met deze zoon de belofte van een groot volk. Een volk als de sterren van de hemel in menigte en als het zand op het strand van de zee, dat niet te tellen is. Het onmogelijke is bij God mogelijk. Een wonderzoon.

Dan geeft God een onmogelijke en onbegrijpelijke opdracht:
"Hij zei: Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Izaäk, ga naar het land Moria, en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die Ik u noemen zal."

Abraham wordt op de proef gesteld. Het offeren van zijn zoon Izaäk is opgetekend opdat wij er lering uit halen. De onbegrijpelijk en onmogelijke weg die Abraham moet gaan. Pas eeuwen later krijgt deze daad antwoord en inhoud en is Isaak een beeld van Jezus. Want in Hebreeën 11 wordt de daad van Abraham uitgelegd.

"Door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Isaak als offer opdragen. Hij die de beloften had ontvangen, was bereid zijn enige zoon te offeren. Terwijl er tegen hem gezegd was: ‘Alleen door Isaak zul je nageslacht krijgen,’ zei hij bij zichzelf dat het voor God mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken, en daarom kreeg hij hem ook terug, bij wijze van voorafbeelding."

Hoe oud was Izaäk?
Verschillende bronnen laten zien dat hij in de 30 moet zijn geweest. De rabbijnen zeggen zelfs dat Izaäk 37 jaar oud moet zijn geweest. Kan men een 37-jarige man vastbinden zonder zijn toestemming?  Was het de bereidwilligheid en de gehoorzaamheid van Izaäk om zich niet te verzetten tegen zijn vader. Als er iemand is geweest die heeft begrepen wat Jezus heeft meegemaakt dan is het Izaäk.

Hij heeft zich als volwassen man neer laten te leggen op het hout. Hij is een voorafbeelding van Jezus. Dit geeft een hele andere draai aan het verhaal. Dus niet dat kleine kind dat hulpeloos op het hout ligt met een fanatieke, wrede vader.

Het is een Zoon die zich overgeeft aan de wil van de Vader. Hij offerde zichzelf opdat er sprake zou zijn van nageslacht.

Ook in ons leven gaat God soms onbegrijpelijke wegen. Maar we hoeven God niet te begrijpen. We mogen Hem vertrouwen. Hij heeft meer dan ons geluk voor ogen. Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven. Jeremia 29:11

‘Wat kan ik de HEER aanbieden,waarmee hulde brengen aan de verheven God? Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers,zou hij eenjarige stieren aanvaarden? Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? Moet ik mijn oudste kind geven voor wat ik heb misdaan, de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven? ’Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.... Micha 6 Ook in het oude testament vraagt God geen offers maar LIEFDE. Hij wil je hart.

vrijdag 15 maart 2019

9. Hagar en Sara, waarlijk vrij

"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de ​zonde​ doet, is een ​slaaf​ der ​zonde. En de ​slaaf​ blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn." (johannes 8:34)
Omdat Saraï kinderloos blijft neemt ze het heft in eigen hand en met pijn in haar hart stelt ze voor dat Abraham via Hagar, haar Egyptische slavin, nageslacht moet verwekken. God had immers gezegd dat Abram veel nageslacht zou krijgen. Ismaël wordt geboren. Maar 13 jaar later spreekt God weer tot Abraham. Hij vertelt hem dat hij door zijn vrouw Sara veel nakomelingen zal krijgen. Zijn zoon moet hij Izaäk (Gelach) noemen en via hem zal God met Zijn plan verder gaan. Als er een feest voor Izaäk wordt gegeven ziet Sara dat Ismaël op een verachtelijke manier naar Izaäk kijkt. Ze eist dat Abrahams oudste zoon en zijn moeder wegstuurd. Abraham gaat bij God te rade.

God zegt tegen Abraham dat hij moet doen wat Sara heeft gezegd, en de slavin en zijn zoon Ismaël moet wegsturen, want door Isaak, de beloofde zoon, zal de verdere familielijn van Abraham doorgaan. 

Het verhaal van Hagar en Sara heeft een diepere betekenis. en dat lezen we in Galaten 4, daar staat dat de slavin Hagar het oude verbond is waarbij de Israëlieten op de berg Sinai de wet kreeg. Die wet beheerst je leven alsof je een slaaf bent, net zoals Hagar en haar zoon.


De betekenis van de vrije vrouw Sara laat de nieuwe manier zien waarop God met de mensen omgaat. Hij schrijft de wet van de vrijheid in ons hart, Zijn heilige Geest komt in ons binnenste wonen en wij worden kinderen van God. 


Jezus, de beloofde Zoon, heeft ons verlost door voor de zonde te sterven en ons Zijn rechtvaardigheid te schenken. Van slaaf naar zoon, kinderen van God.  En net als Sara zijn wij geen slaven. Wij zijn werkelijk vrij! Vrij van de zonde maar ook door Gods volmaakte liefde vrij van angst en schaamte.


Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid. (2 Tim 1:7)




donderdag 14 maart 2019

8. Melchizedek, voor eeuwig koning/priester van de Allerhoogste God

Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent – die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft hij een eeuwige verlossing verworven. (Hebreeën 9)
Lot gaat in Sodom wonen maar wordt tijdens een oorlog krijgsgevangen gemaakt. Vier koningen winnen het van vijf koningen. Maar Abram gaat zich ermee bemoeien om zijn neef te bevrijden en met een klein legertje, van 318 mannen, verslaat Abram het leger van de vier koningen en bevrijdt Lot met een grote buit.

 Na de overwinning staat er iets vreemds. Melchizedek, de koning van Salem(Jerusalem), die priester was van de Allerhoogste God, kwam met brood en wijn (het lijkt een soort avondmaal) voor Abram en zijn mannen. 

Melchizedek wordt gezien als het beeld van Jezus. Zijn naam betekent koning van gerechtigheid en hij was koning van Salem(Vrede). Er staat verder niets over deze priester. Er staat over hem geen oorsprong of levenseinde beschreven. Maar deze man aanbad dezelfde God als Abram. Hij zegent Abram met de woorden: "God, de Allerhoogst, de Schepper van hemel en aarde, moge u zegenen, Abram. En geprezen zij God, die uw vijanden het onderspit heeft laten delven."

Melchizedek is de eerste priester/koning die in de Bijbel voorkomt. Melchizedek komt in het oude testament nog één keer voor. Zijn naam wordt aangehaald in een profetie over de Messias. In Psalm 110: 4 er staat:
De HEER heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug:
‘Je bent priester voor eeuwig,
zoals ook Melchisedek was.’
5De Heer aan uw rechterhand
verplettert koningen op de dag van zijn toorn.

Abraham geeft een tiende van de buit. Zelf weigert Abram om een deel van de buit te nemen. Hij wil niet dat de goddeloze koning van Sodom kan zeggen dat hij Abram rijk heeft gemaakt. Abram vertrouwt op God die werkelijke rijkdom schenkt.

In Hebreeën wordt nog meer over deze Melchizedek verteld. Bij de Israëlieten mochten alleen de afstammelingen van Aaron priester worden en Jezus 'stamde' af van Juda. De zoon van David, een geslacht van koningen. Uit dat geslacht konden geen priesters komen. Daarom staat er dat Jezus een hogepriester is naar de ordening van Melchizedek. Jezus is koning en hogepriester voor eeuwig zoals ook Melchizedek dat was. 


Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...