dinsdag 28 februari 2012

God en wetenschap

Een atheïstische professor sprak tot zijn klas over het probleem dat de wetenschap heeft met God. Hij vroeg een van zijn christelijke studenten om op te staan en naar voren te komen.

Professor : Ben jij een christen?
Student : Ja meneer.
Professor : Dus je gelooft in GOD ?
Student : Absoluut, meneer.
Professor : Is GOD Goed ?
Student : Zeker.
Professor : Is GOD ALMACHTIG ?
Student : Ja.
Professor : Mijn broer is gestorven aan kanker terwijl hij GOD gebeden had hem te genezen.
De meesten van ons zouden anderen die ziek zijn helpen. Maar GOD deed dat niet. Is GOD dan wel goed geweest
voor hem? Hmm?

(De student was stil )

Professor : Daar heb je geen antwoord op? Laten we eens opnieuw beginnen, jongeman. Is GOD Goed?
Student : Ja.
Professor : Is Satan goed ?
Student : Nee.
Professor : Waar komt Satan vandaan ?
Student : Van . . . GOD ..
Professor : Dat is juist. Zeg eens, is er kwaad in deze wereld?
Student : Ja.
Professor : Kwaad is overal, niet ? En GOD heeft alles gemaakt, Correct?
Student : Ja.
Professor : Wie heeft het kwaad gecreëerd ?

(Student geeft geen antwoord)

Professor : Is er ziekte? Immoraliteit? Haat? Lelijkheid? Al deze dingen bestaan in de wereld, toch?
Student : Ja, meneer.
Professor : Zeg eens, wie heeft dat allemaal geschapen?

(Student had geen antwoord)

Professor : De wetenschap zegt dat we 5 zintuigen hebben waarmee we de wereld om ons heen identificeren en waarnemen. Zeg
eens . ..
Heb jij ooit GOD gezien?
Student : Nee, meneer.
Professor : Zeg eens . .. Heb jij ooit je GOD gehoord?
Student : Nee, meneer.
Professor : Heb jij ooit GOD gevoeld, aangeraakt, geroken of geproefd? Heb je ooit enige sensuele perceptie van GOD in welke vorm
dat ook gehad?
Student : Nee, meneer. Ik ben bang van niet.
Professor : Toch geloof je nog steeds HEM?
Student : Ja.
Professor : Volgens empirische, testbare, aantoonbare protocol, zegt de wetenschap dat jouw GOD niet bestaat. Wat heb je daarop
te zeggen?
Student : Niets. Ik heb slechts mijn Vertrouwen.
Professor : Ja,Vertrouwen . En dat is het probleem dat de wetenschap heeft. . . . .
Student : Professor, is er zoiets als warmte?
Professor : Ja.
Student : En is er zoiets als koude?
Professor : Ja.
Student : Nee, meneer. Dat is er niet.

(Het werd erg stil in de klas)

Student : Professor, je kan warmte hebben, gematigde warmte, intense warmte, zelfs hitte, gloeiend heet, maar ook een heel klein beetje warmte. Maar we hebben niet zoiets als koude. Wanneer we 273C onder nul, het absolute nulpunt bereiken, is er geen warmte meer, maar verder dan dat kunnen we niet gaan. Er is niet zoiets als koude. Het woord beschrijft slechts de afwezigheid van warmte. We kunnen koude niet meten. Warmte is energie. Koude is niet het tegenovergestelde van warmte, meneer, het is alleen de afwezigheid ervan.

(Je kon een speld horen vallen)

Student : Hoe zit het met donker, Professor? Is er zoiets als donker?
Professor : Ja. Wat is de nacht anders als het niet donker is?
Student : U heeft het verkeerd, meneer. Donker is alleen de afwezigheid van iets. Er is flauw licht, normaal licht, fel licht, flits licht, helder licht. Maar als er geen licht is dan is er niets en dat noemen we donker, toch? Als donker zou bestaan, zouden we donker nog donkerder kunnen maken, toch?
Professor : En wat wil je daarmee zeggen, jongeman?
Student : Meneer, mijn punt is dat uw filosofische uitgangspunt onjuist is.
Professor : Onjuist? Kan je dat uitleggen?
Student : Meneer u gebruikt het uitgangspunt van dualiteit. U stelt dat er leven is dat er dood is, dat er een goede god en een slechte god is. U beziet het concept van GOD als iets eindigs, als iets dat we kunnen meten. Meneer, de wetenschap kan niet eens verklaren wat een gedachte is. Wij weten dat de hersenen daarvoor elektriciteit en magnetisme gebruiken, maar het is nog nooit gezien en nog veel minder begrepen.
Wanneer u de dood beschouwt als het tegenovergestelde van leven dan gaat u eraan voorbij dat de dood niet zelfstandig als iets kan bestaan zonder leven. De dood is niet het tegenovergestelde van leven, maar alleen de afwezigheid ervan.
Vertel eens, Professor, leert u uw studenten dat zij zijn geëvolueerd van een aap?
Professor : Wanneer je refereert aan het natuurlijke evolutieproces, ja zeker.
Student : Heeft u ooit evolutie geobserveerd met uw eigen ogen?

(De professor schudde zijn hoofd met een glimlach terwijl hij zich begon te realiseren waar de discussie heenging)

Student : Aangezien nog nooit ook maar iemand het evolutieproces in werking heeft kunnen zien en het zelfs niet bewezen kan worden dat het een voortgaand proces is, is het daarom niet zo. professor, dat u ons slechts uw mening probeert te onderwijzen? Bent u niet in plaats van een professor in de wetenschap eigenlijk een predikant?

(De klas ging even plat )

Student : Is er iemand in the klas die ooit het brein van de professor heeft gezien?

(De klas bulderde van het lachen )

Student : Is er iemand die ooit het brein van de professor heeft gehoord, gevoeld, aangeraakt, geroken, geproefd? . . . Niemand lijkt dat ooit gedaan te hebben. Dus, volgens het empirisch, testbare, aantoonbare protocol, zegt de wetenschap, professor, dat u geen brein heeft. Met alle respect, meneer, maar hoe kunnen we geloven dat het juist is wat u ons onderwijst?

(De klas was stil. De professor staarde de student aan, zijn gezicht ondoorgrondelijk )

Professor : Ik denk dat je daar maar op moet vertrouwen, jongeman.
Student : Dat is het meneer . . . Exact !
De band tussen de mens en GOD is vertrouwen.
Dat is alles dat de dingen in leven houdt en in beweging..

woensdag 15 februari 2012

Droom van de vissen. (Marry Verkerk)
Een poos geleden had ik een droom. Ik zag een stromende rivier. Van een hoog punt stroomde de rivier schijnbaar eindeloos, maar toch zeker naar het eindpunt. Ik dacht dat het water uit zou komen in een grote zee, maar opeens zag ik dat de rivier eindigde boven een groot zwart gat. Daar stortte het water met grote kracht naar beneden. Beneden was vreemd genoeg geen water meer te zien, alleen maar kale rotsen.

Opeens was ik een visje in die rivier. Ik kon meedrijven met de stroom, maar ik kon ook tegen de stroom inzwemmen. Heerlijk was het in het water. Helder, koel, verfrissend. Er zat veel zuurstof in het water en ook voldoende voedsel. Ik keek om me heen. Er zwommen veel meer vissen in de rivier.
Maar toen ik wat beter keek zag ik dat er visjes waren die niet tegen de stroom inzwommen. Ze lieten zich gewoon meedrijven. Ze leken ook gelukkig. Ze genoten ook van het heldere, koele, verfrissende water. Maar ze zwommen niet.

Toen ik nog beter keek zag ik dat er een soort folie om deze visjes zat. Dat maakte dat ze hun vinnen niet konden gebruiken en ook dat hun oogjes en kieuwen zaten hierom dichtgeplakt. De visjes waren zich totaal niet bewust van het grote zwarte gat aan het einde van de rivier. Ook zij dachten vast dat de rivier in de zee zou eindigen. Ze kregen zuurstof door steeds met hun bekjes even boven water wat lucht te happen, dat kon tijdens het rustige drijven wel, maar ik vroeg me af hoe het zou vergaan als ze bij het zwarte gat zouden aankomen.
Ze zouden moeten kunnen zwemen en leven ook in diep water en tegen de stroom in kunnen zwemmen om het leven te redden. Hoe zou ik ze kunnen ‘helpen’?
Plotseling wist ik het: ik moest mezelf een stukje mee laten drijven door de stroom en dan dicht naast deze visjes gaan zwemmen. Met dat ik dat deed en hen voorzichtig aanraakte, werd folie brozer en dunner, er kwamen zelfs gaatjes in! De ogen werden vrij van de folie door deze zachte aanraking. Ogen gingen open en de kieuwen kwamen vrij, ook zij konden nu zuurstof uit het water halen. Het mooiste moment was wanneer de folie bij de vinnen verdween, nu konden ze zelfs tegen de stroom in zwemmen!
Ik zag om me heen: hoe meer visjes bevrijd werden, hoe meer andere visjes in folie er aangeraakt konden worden … Zo werd de groep steeds groter die dapper zwom tegen de stroom in … Op weg naar de hoog gelegen bron van deze rivier.
Toen werd ik wakker, of bleef ik nog dromen?
Alsof God tegen me sprak: dit was geen droom, dit is een visioen. Het heeft een diepe betekenis! Die rivier, dat is de Heere Jezus, de Bron ben Ik, de grote Schepper van alle dingen. Die visjes zijn de mensen. Ik heb ze geschapen. De mensen die Mijn liefde hebben geaccepteerd zijn bevrijd. Ze zijn zo vrij als een vis in het water. Ze stralen Mijn liefde uit. Dat folie om een deel van de vissen is het werk van satan. Satan wil niet dat mensen leven vanuit mijn liefde, hij houdt hun ogen gesloten voor het levensbedreigende gevaar waarin ze verkeren en laat ze denken dat ‘meedrijven op de stroom’ het grootste genot is, maar ze beseffen niet dat ze op deze manier niet hun gaven kunnen gebruiken die ik ze gegeven heb…
De visjes die Mijn liefde uitstralen, worden door Mij gebruikt om ook andere visjes te redden!
Die ochtend dankte ik God dat Hij mij had bevrijd en dat ik een visje mag zijn die Zijn liefde mag uitstralen… Lieve Schepper, wilt U mij gebruiken om andere visjes aan te raken?

maandag 6 februari 2012

Wat is geloof?

Een paar voorbeelden

De stoel

Laat me je duidelijk maken wat de Bijbel met 'geloof' bedoelt.
Geloof je dat die stoel daar bestaat?
-Ja.
Denk je dat hij sterk genoeg is om jou te houden?
-Ja.
Maar hij draagt je nu niet. Wat is de eenvoudigste wijze om aan te tonen dat die stoel je kan dragen?
-Door erop te gaan zitten.
Als die stoel nu eens Jezus Christus voorstelt. Lange tijd heb ik gedacht dat Hij bestond, dat Hij de Zoon van God was, dat Hij een groots spreker was en vele goede dingen heeft gedaan. Soms bad ik ook. Maar ik had het eeuwige leven niet omdat ik op mijn eigen goede werken mijn vertrouwen had gesteld. Kijk hier zit ik en rust op de gedachte van mijn eigen goede werken.
Wat moet ik doen om te laten zien, dat ik vertrouw dat die stoel mij kan dragen? Dan moet ik erop gaan zitten. En als ik wil laten zien dat ik vertrouw op Jezus Christus, in plaats van op mijzelf, dan moet ik ook van positie veranderen. Dan moet ik mijn vertrouwen gaan stellen op Hem alleen. En pas als ik dat gedaan heb, zal in de praktijk van mijn leven duidelijk worden dat Hij in staat is om me te dragen.


De koorddanser

In de vorige eeuw was er een beroemde koorddanser die een kabel had laten spannen over de Niagara-watervallen. Deze man, Blondin, verdiende zijn inkomsten door fabelachtige kunststukjes uit te halen. Eén keer struikelen zou zijn dood betekenen, maar hij struikelde niet. Op een dag vraagt hij aan de menigte die staat te kijken: 'Gelooft u, dat ik iemand op mijn rug naar de overkant kan brengen?'Iedereen gelooft dat. "Goed meneer, klimt u dan maar op mijn rug", zegt Blondin. Maar de man die aangesproken wordt, schrikt daar nu wel voor terug. Tot hij tenslotte zijn vrees overwint en geblinddoekt op de rug van de koorddanser gaat zitten. Wanneer geloofde deze man, die overigens veilig naar de overkant werd gebracht...?
Wel, toen hij voor de eerste keer ja"zei was dat alleen maar een verstandelijke instemming met het feit dat hij Blondin in staat achtte om anderen naar de overkant te sjouwen. Want deze koorddanser was er één van grote klasse. Maar toen het om hemzelf ging, toen durfde hij zijn leven niet aan de macht van deze kunstenaar toe te vertrouwen.  . Het duurde even, voordat hij het hierover met zichzelf eens was. Pas toen hij op de rug van hem ging zitten was zijn verstandelijk geloof een daadwerkelijk geloof geworden. Wij kunnen ook verstandelijk op de mooiste dingen uit de Bijbel geloven, maar pas als we ons leven aan Christus toevertrouwen, is het een werkzaam, een reddend geloof. En Hij draagt ons dan door het leven heen en ook over die doodsrivier waar we uit onszelf nooit overheen komen. Hij draagt ons veilig naar de andere kant.
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...