In het midden van de de hof van Eden stonden twee bomen. De boom des levens en de boom van kennis van goed en kwaad. Van deze laatste boom had God gezegd dat de mens daar niet van mocht eten. Maar wat is er nu verkeerd aan om het onderscheid te weten tussen goed en kwaad.
De mens leefde in relatie met God. Adam en Eva wandelden met God. Door volkomen op Hem te vertrouwen en te gehoorzamen hadden ze een onverdeeld hart en ze leefden in eenheid met God en elkaar.
Waarom was het eten van deze vrucht van kennis van goed en kwaad dan zo verkeerd?
Door het eten van de vrucht werden ze bekend met het onderscheid, het verschil tussen goed en kwaad. Het goede was voor de mens vanzelfsprekend. Er was geen reden om rekening te moeten houden met het kwaad. Adam en Eva hadden genoeg verstand gekregen om goede keuzes te kunnen maken. Ze kenden het verschil tussen de waarheid en leugen. Dat God goed was en het beste voor hen zocht. Ze hadden de keus om wel of niet op God te vertrouwen. Als ze geen verstand of bewustzijn zouden hebben dan zou ook geen gezag kunnen voeren over de aarde en kunnen heersen over de schepping. Ook zou het eten van de vrucht hen niet aangerekend kunnen worden.
De mens had alles wat zijn hart begeerde en ze hadden van God alle kennis, liefde, vrede en geluk ontvangen die nodig ze hadden. Het goede was vanzelfsprekend maar door het eten van de vrucht kwam er scheiding en ontdekte de mens de duistere kant: het onheilige wat niet bij God hoort. Ze konden nu het verschil zien tussen het goede en kwade. Het kwade waar ze eerst geen weet van hadden. Door deze ongehoorzame daad werden ze besmeurd met het kwaad en waren ze niet meer zeer tov en heilig. Ze hadden hun vertrouwen en verantwoordelijkheid aan satan gegeven. Er kwam er scheiding tussen God en de mens. Angst, wantrouwen, onzekerheid, en jaloezie naar elkaar en naar God waren het gevolg. Niet meer verbonden met het Leven stierf de mens. Eerst geestelijk en uiteindelijk ook lichamelijk.
De vrucht bracht scheiding.
Door hun duisternis konden ze niet meer leven in het Licht, in Gods nabijheid. Gods heiligheid zou hen verteren. De vrucht gaf hen kennis buiten God om. Ze zouden als god zelf gaan bepalen wat goed en fout was. Niet God was meer het middelpunt van hun leven maar zijzelf. Deze vrucht maakte de mens tot koning en rechters. Ze begonnen te leven met een nieuw ontdekte talent: oordelen, maar het talent om goed te kunnen oordelen misten ze. De daden van de mens werden vruchteloos en leeg.
Jezus, de eniggeboren Zoon van God, is de eerste Mens na de zondeval die weer leefde zonder van deze vrucht van kennis te eten. Hij oordeelde niet. Hij leefde gehoorzaam in volledige afhankelijkheid van God.
Jezus dan antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze. Johannes 5:19
Ook Jezus kwam de satan tegen. Niet in het paradijs maar in de woestijn. Satan houdt ook Hem de verleidelijke vrucht voor. Om Zijn eigen verlangens te vervullen, om te worden als god en te heersen over alle koninkrijken door satan te aanbidden en hem alle heerschappij te geven. Jezus blijft, in tegenstelling tot de mens, gehoorzaam vasthouden aan Gods Woord. "Er staat geschreven..." Jezus bleef weerstand bieden en de satan moest Hem loslaten.
Jezus leeft in eenheid met God en wij mogen als mens geënt worden op Hem. Wij zijn de ranken en kunnen uit onszelf geen blijvende vrucht dragen.
Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.
Johannes 15:4
Jezus wil ons redden van de verkeerde scheiding brengende en veroordelende vrucht, onze oude natuur, die gescheiden leeft van God. We mogen uit genade nieuwe mensen worden. Opnieuw geboren mogen we de blijvende vrucht van de Geest dragen. God wil in ons wonen ons volkomen herstellen. "Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven." (Galaten 2:20)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten