Teksten: Rutger jan van der Gaag en Arga Paternotte
ADHD en PDD
Als we sociaal gedrag nu eens vergelijken met fietsen…
Een kind met ADHD heeft, bij wijze van spreken, een fiets met een wiebelig stuur. Dat kind zet je wat langer dan andere kinderen bij jezelf achterop in het fietsstoeltje. Hij is immers een ramp voor zijn mede-weggebruikers. Later laat je hem naast je fietsen. Je staat doodsangsten uit en raakt uitgeput van dat gewiebel naast je. Je stuurt dikwijls bij, je raakt wel eens in de knoop, maar je komt wel vooruit. Als hij uiteindelijk voelt hoe los zijn stuur zit, dan kan hij z’n best gaan doen om de rechte weg te volgen. Eerst zal hij nog wel moeten fietsen met steun wieltjes (gedragstherapie en medicatie), maar het zal hem steeds beter lukken z’n stuur in de hand te houden. Hij zal wel gebaat zijn bij paaltjes langs de weg die hem helpen herinneren: ‘Oh, ja, ik zit te dicht bij de kant. Hup, weer even naar het midden’. Daarbij is het fijn als de mede-weggebruikers niet steeds roepen: ‘Kijk toch uit, sufferd, hou je stuur recht’. Het is prettig als ze hem bijvoorbeeld even op z’n stuur wijzen, of op de paal tjes langs de weg. Dan komt hij er wel. (Tenminste – als er niet méér aan de fiets mankeert.)
Een kind met PDD heeft een ander probleem. Hem hebben we ook lang bij ons zelf achterop gehad, omdat hij vaak zo bang was op de weg. Wordt hij voor het eerst op z’n eigen fiets gezet, dan weet hij niet wat hij doen moet. Het zweet breekt hem uit: ‘Wat willen ze van me? Wat moet ik met dit ding?’
Hem zullen we moeten vertellen:’Je pakt het stuur, zet je voet op de trapper, gaat op het zadel zitten, zet je voet op de andere trapper en beweegt om de beurt de trappers naar benedenl Met heel veel geduld en uitleg zul je hem uiteindelijk wel op de fiets krijgen. Maar het zal meer en meer blijken dat het voor hem erg moei lijk is. Het is ook de vraag of het ooit automatisch zal gaan.
Bij elke nieuwe weg zal hij erg onzeker zijn. We zullen hem moeten leren steeds op de borden te letten. Soms lijkt het of ook hij zo’n wiebelig stuur heeft, net als het kind met ADHD. Maar bij hem heeft dat wiebelen toch een andere oorzaak: op elke nieuwe weg vergeet hij weer hoe hij moet fietsen, en dan gaat hij ongemerkt slingeren. Maar op een bekende weg die hij graag fietst, heeft hij geen problemen met z’n stuur. Het kan dus best zo zijn dat hij leert fietsen. Maar op nieuwe wegen zal er in veel gevallen iemand naast hem moeten gaan. Of hij zal mee moeten op de tandem. Later kan hij dan misschien voor op de tandem plaatsnemen, waarbij de persoon achterop blijft meedenken (hulp-ik) en af en toe aan de rem trekt.
http://home.concepts.nl/~watersch/ortho/adhdtxt.html.
Heel interessant geschreven.
BeantwoordenVerwijderenLiefs
Wil
Dat heb je goed onder woorden gebracht. Leerzaam. Dank je wel.
BeantwoordenVerwijderenmooi uitgelegd. Ik herken mijn meiden in allebei de plaatjes. Dank voor het delen, dan is het wat makkelijker om aan de omgeving uit te leggen!
BeantwoordenVerwijderen